Yara68, 22 juli 2019

Maak favoriet 

foto Yara68

Non dualiteit / Advaita

Niet-doener



De primitieve mens wist niet dat hij een doener was, noch dat er iets gebeurde. De primitieve mens wist eenvoudig niet dat hij wist. Toen de intelligentie van het leven het intellect manifesteerde, begon de primitieve mens te weten. De mens heeft er niet voor gezorgd dat kennis voor hem plaatsvond, evenals hij er niet voor heeft gezorgd dat intellect voor hem plaatsvond. Intellect is een geschenk van ’s levens intelligentie aan de mens, waardoor hij begon te weten en kennis toenam in zijn geest.



Naarmate de mens begon te weten, kwam hij ook te weten dat hij een doener was. Maar toen hij te weten kwam dat hij een doener was, realiseerde hij zich niet dat het doen al gebeurde voordat hij wist dat hij een doener was. Hij realiseerde zich niet dat hij er nu slechts aanspraak op maakte het gedaan te hebben. Dit besef schonk het leven aan enkelen en zij realiseerden zich dat de mens nooit de doener was geweest en dat al het doen door middel van hem gebeurt. Zij waren de wijzen of de verlichten.



Indien de mens de doener was, dan zou zijn dagelijks leven gaan zoals hij wil dat het gaat. Hij zou dan niet hoeven te verwachten dat het gaat zoals hij wil dat het gaat. Want hij zou elk moment weten wat hij gaat doen en wat hij niet gaat doen, om er zeker van te zijn dat zijn leven zal zijn zoals hij verwacht dat het zal zijn. In dat geval zou het betekenen dat, vanaf het moment dat de mens weet dat hij de doener is, zijn dagelijks leven in harmonie zal zijn. Maar de ervaring die de mens heeft van het dagelijks leven vertelt een ander verhaal.



Indien de mens de doener was, zou dat ook betekenen dat hij zou weten wat voorkomen moet worden, omdat hij zou weten wat hij op dat moment aan het doen is. Het feit dat de mens niet weet wat hij moet voorkomen, maar pas probeert te voorkomen nadat het gebeurd is, betekent dat de mens niet de doener is.



Indien de mens de doener was, zou hij nooit een fout maken, omdat hij alles correct zou doen, want niemand zou iets incorrect willen doen. Maar de filosofie van de mens weerspreekt dat hij de doener is, want zij beweert: mislukking is de springplank naar succes en, de mens leert door zijn fouten.



Indien de mens de doener was, dan zou de vraag of de mens wel of niet in staat is om te doen helemaal niet oprijzen. De mens gelooft dat zijn mogelijkheid om te doen afhangt van zijn capaciteit. Zijn capaciteit is echter inherent en hangt af van de intelligentie van het leven. Maar de mens heeft geen controle over zijn intellect, laat staan over de intelligentie van het leven. Maar deze vragen rijzen op. Dit betekent dat de mens twijfelt of hij de doener is of niet de doener is.



Indien de mens de doener was, dan zou hij alles wat gedaan moet worden tot in de puntjes organiseren en plannen. Maar het is duidelijk dat zelfs minutieus plannen en organiseren soms niet uitpakt zoals wordt verwacht. Dit bewijst wederom dat het dagelijks leven van de mens niet onder zijn controle staat, omdat hij niet de doener is.



Naarmate het intellect zich ontwikkelde en verfijnde, kwam de mens te weten dat hij de doener is. Evenzo, naarmate het intellect zich verder ontwikkelt en verfijnt, zal de mens zich realiseren dat hij niet de doener is. In de oudheid ontwikkelde en verfijnde het intellect zich in die mate bij enkele mensen en deed hen realiseren dat de mens niet de doener is. Zij werden bekend als de wijzen.



In de periode dat de wijzen verschenen, gaf het beperkte intellect en inzicht dat sommige mensen hadden hen een besef dat de wijzen spirituele handelingen deden om zich bewust te zijn dat zij niet-doeners waren en een conclusie dat de wijzen ook ervaringen hadden van niet-doenerschap. De wijzen echter, zouden nooit deze veronderstellingen en conclusies hebben verkondigd, want dat zou tegenstrijdig zijn aan hun verklaringen. Deze waren de interpretaties die de mensen maakten over de wijzen. En in die periode vond er ook geen besef plaats bij die mensen dat, om iets te kunnen

492 keer bekeken